Home STADSDICHTER GEDICHTEN ROMANS TRILLERS POEZIE OP STRAAT POEZIE IN VERTALING OPTREDENS WORKSHOPS RECENSIES & PERS CONTACT


ROEL RICHELIEU VAN LONDERSELE

Stadsdichter

Gent in Gedichten

De officiële opdracht van de eerste Gentse stadsdichter bestond erin 4 gedichten te schrijven en die voor het Gentse publiek te brengen in 4 toonmomenten.

De opdracht is uitgedeind doordat diverse instanties en organisaties ook een beroep wilden doen op de stadsdichter.

Uiteindelijk schreef Roel Richelieu Van Londersele negen gedichten die een sterke band hebben met Gent.
Deze negen gedichten werden later kalligrafisch verwerkt tot sierlijke en kleurrijke poëzieposters door de leden van 'De Regenboog.'
Deze bibliofiele doos: 'Gent in Gedichten' werd uitgegeven door het Poëziecentrum en is daar verkrijgbaar. (30 euro)

 

Een selectieG

Gent, zondag onder de steden,
rijk venster op de juwelen van de tijd
oude burcht vol geheimen op drift
haven voor wie smakt naar kunst

kleine, niet te bedaren bruid met onder
je bed nog al je minnaars van vroeger
morsig feestvarken met handen en voeten
geschept uit de placenta van Leie en Schelde

hof waarin de prinsen aanvaarden dat wij ontsnappen
aan hun juk, mooie steen, zacht om in te wonen
waterzooi van gekleurde vaders en moeders

als je praat bewegen de lippen van de geschiedenis
en worden wij stil, want tussen de stoet van torens
laat je toe dat we zien wie we zijn

kijk, de bezoekers vernielen hun koffers
scherpen hun verlangen om hier te blijven
en zich in je edele liefde te wikkelen

eerste gedicht als Gentse stadsdichter

Gentenaars

geen butlers van de keizer
geen lauwe secretarissen van de graaf
zangers van hun eigen droom waarin de koppigste
wensen zijn opgerold tot een dwingend perkament:
Egidius, waar is de stilte van het stadsbos gebleven?

ridders met zadeltassen vol jenever
valschermspringers die in elke wind op hun poten vallen
raak hen niet aan, strijk langs hen heen als ze
de terrasjes koesteren en de dranken mengen met hun ziel

en als in het uur van sint-jacob de feestnar opstaat
en langs de regenpijp van het stadhuis omhoogklimt
buigen wij het hoofd, worden zonder morren acteurs
van lichtend theater, daders van vermaarde julinachten

geen strop te ver, met een kaars in de hand
sluiten wij een verbond met de straten van het aangename
steeds ander water bezoekt de Graslei maar wij verbergen
onze verlangens toch weer in dit vertrouwde huis

tweede gedicht van de Gentse stadsdichter

ik heb je ontmoet op bladzijde een
daar waar het leven nog puur is
en het verlangen onbeslapen

je bent de kaft en de ontbrekende hoofdstukken
ik lees je vrolijk en gevaarlijk
leg je lichaam als een inbreker tussen de woorden

de taal der dingen helpt mij
nu ik in je milde schaduw op het najaar wacht
je schouders zijn verwant met de renaissance
en als je spreekt doe je de leugens roesten

waar zullen we samen een blad omslaan
en aan de dankbare dag geven
wat tussen hand en boek staat geschreven

gedicht geschreven voor de ontmoetingsdag in de Gentse bib

je zou wel eens een dag het water willen zijn
helder van geest, door de mazen van het net glippend,
thuis in elke haven

daar waar het water de bruggen verdient
zag ik je silhouet het anker lichten en ik dacht
wie vaart geneest altijd het hart
van hout was je, immer drijvend,
met gespreide armen het troebele water troostend
ik haalde je in, liet het onschuldige roer rusten,
het water weet hoe ik met je samenviel

nu is de regen een boek van vallende woorden
ik luister hoe hij je naam uitspreekt
onze foto's zijn vroeger geworden, verstild
achter een raam van dubbel glas en
wat binnen verblijft zit altijd opgesloten

vandaag zoek ik je stroomafwaarts, onverdroten,
de dag is ruim voor wie de avond kent
nergens een meander om aan te leggen
je weet het water telt vele vrienden
maar laat mij je bemanning zijn

gedicht geschreven ter gelegenheid van Odegand 2003: muziek op en aan het water; stad Gent en het Festival van Vlaanderen

Het Toreken

de verzen verhuizen: in het hoofd van Gezelle,
in de gouden muziekdozen van Van Ostayen
de muze verliest haar armslag, want vandaag
wagen de woorden zich onder de meermin
nu de dichter in haar spiegel kijkt waant hij zich bij de zee
maar hoe meer hij droomt, hoe trager hij wegkomt

de tijd heeft hier zijn eigen klok,
klein en beschut, klaar voor het sein dat wij onthouden
voortaan hebben de woorden een marktwaarde,
zijn de dichters rijk, misschien aan hevig leven,
aan handgeschept papier, aan kastanjes in het vuur

hier zullen de woorden leven zonder verdoving
worden ze bijgeschreven in het lederen boek van zes eeuwen
en wat meer is: zal hun onschuld bewaard blijven

gedicht geschreven bij de verhuis van het Poëziecentrum naar het Toreken op de Vrijdagmarkt. Op de uitnodigingen en de affiches stonden Gezelle en Van Ostayen, gekleed en werkend als verhuizers

De wereld van Kina

Er staan twee fietsen tegen het hek
de jonge liefde loopt hand in hand door het bos
struikelt graag over haar eerste geheimen, de dieren lachen,
een kind blijft staan bij een kever, de zomer staat open.

Elk dier weet hier wie hij is. Terwijl wij
proberen uit te zoeken wie we alleen en samen zijn
tellen de bomen voor ons de jaren. En het zoemen zegt:
we zijn geen bijen, we zijn de honing.

In dit huis verschuiven de continenten zonder schade
getuigen de vogels over wat ze gezocht en meegebracht hebben
de prehistorie zet de tijd op een kier en schaaft ons denken

langs voetsporen en vindplaatsen gaan de dieren
aarzelend op weg naar de mens
roel richelieu van londersele

gedicht bij het Kind en Natuurmuseum, bestaande uit De Tuin, gelegen Berouw 55, en Het Huis op het St-Pietersplein. Daar staat dit gedicht op de binnenmuur bij de ingang

 

het belfort keurt de geschenken van december
St.Baafs weegt de maanden, schildert roem over het plein.
zonder penselen komen de Van Eycks naar buiten
drinken in één teug hun eeuwig witte jenevers
Pierke Pierlala wordt de enige rechtvaardige rechter
de stad ademt ons in en uit

het jaar sluit zijn raam, onachtzaam verzoenen
de gebrekkige dromen zich met de gave voornemens
wat gaan we zoeken in het nieuwe jaar:
een scherf van een vriend, een sjaal gedragen door
een vrouw die ons verlaten heeft, nieuwe wielen,
een paar lichte dagen om te bewaren in een fles

nu ik vertrek denk ik: was ik maar een sneeuwman
de kinderen zouden me missen en me
mijn aarzelen vergeven met hun juiste woord
roel richelieu van londersele

Gent, nieuwjaarsreceptie, 11 jan.2004, laatste optreden van de stadsdichter