Gedichten
Van
Londersele dicht uit een doorleefde onvrede met de realiteit. Maar de
milde ironie maakt zijn vlucht in de taal en zijn zucht naar romatiek
fundamenteel asentimenteel, zoals ook Nic van Bruggen p.p. opgemerkt
heeft:
« Van Londersele is onmiskenbaar romantisch
door de individuele, op eenzaamheid gerichte subjectiviteit. Maar de
verwoording verzinkt nooit tot gratuite gevoeligerheid.
De taal
van deze poëzie is secuur en puur, vol gelaten ritme en melodie en
functionle beelden die met veel gevoel voor nauwkeurige zeggingskracht
in de structuur van de gedichten geïntegreerd worden.
Deze verstilde, soms droefgeestige getuigenispoëzie is in haar genre
een opmerkelijke prestatie van dichterlijke zelfbeheersing. » |
|
Automat
Trouw
Ik woon op een stoel bij het raam,
de weken glijden voorbij als schaatsers op een meer
mijn raam is altijd avond,
ik ben gekleed om uit te gaan,
maar het donker verbiedt elke beweging
geen enkele danser kent mijn middel,
geen enkele minnaar de geur van mijn haar
ik wacht als een ekster op de dakrand,
niets dat glimt tot in mijn vreugde,
mijn tafel te leeg tot ver in mijn hoofd
ik ben samen met de koffie,
we zijn elkaar trouw tot voorbij middernacht |
getekend op het nachtelijk behang
getekend op het nachtelijk behang
geketend aan de geur van je lichaam
trek ik mijn woorden uit
en bewoon de trots van je schaamte
je bent de mantel van mijn stem
verzoent de avond met de aubade
je bent lust en boete, marmer en kurk,
je wordt het grote ontbijt in mijn herfst
voor jou kom ik in opstand, versla ik de nacht,
verzamel en verleg mijn dierbaarste fouten
je bent als gras, groen en overal
en nauwelijks te temmen
je wordt de veranda en het dak,
de schuilplaats en een tuin met vruchten
van je woorden maak ik een boek
van je sporen een innig museum
zorgvuldig bewaar je wat ik begeer
feilloos gids je me voorbij de droesem
je bent de waterpas van de zee
je gaat me te lijf tussen hemel en einde |
Een Mens Op De Bodem
het venster van de dood staat open
ik zie mijn ouders aan hun tafel zitten
hij eet de koude soep van de dag
zij draagt de parels van de nacht
ik aarzel en straf me door hun naam niet te zeggen
ben ik zoon of toeschouwer, bloed of kijker
nu wuif ik maar ze zien me niet
misschien is het daar zondag |
Een jaar Van September
augustus
het strand kijkt naar de zee en ziet
dat het water oud is geworden
de meeuwen vliegen door de gedachten van de zon
en hangen hun poten te drogen
in de liezen van de duinen
stoeien de vakantielieven in de lakens
van het zand
er knarst iets in de tederheid
de boeren oogsten hun twijfels
en na de avond kijken ze met de ogen
van hun tractors naar de open wonden
van de velden, er komt ruimte
voor de landing van de herfst
het jaar sterft een eerste keer
aan voorbij zijn, op de patio van hun afscheid
bergen de reizigers de avondzon in hun koffers
met het heimwee van hun aarzeling
verliezen ze hun keuze
tussen huis en horizon |
Invoelen
morgen zal ik in een fles wonen
en tegen de kurk zeggen niemand binnen te laten
in een fles zijn de vensters van glas
en wie naar buiten kijkt ziet de mensen
in een ander glaslicht
de vloer is er van zachte oude wijn
en als je spreekt weeg de echo er niet zwaarder
dan de ronde geur van druiven
in een fles zal ik ouder worden
dan mijn vrienden |
Een Nagelaten Liefde
voorbij deze dag heb ik je in het water gezien
het laatste water dat de avond sloot
en de kier van de nacht liet vollopen met afscheid
maar van dit afscheid wil ik niet genezen
geen oever meer kan me nog wenken
als het niet de jouwe is
je heuvel zal ik voegen bij heuvels van de tijd
maar zeg me ook als ik ontoereikend ben
ik zal mijn handen uitdoen en ze naast je leggen
mijn schepen zal ik met hun hout verbranden
in jouw water wil ik alleen drenkeling zijn
zo wacht ik op de lippen van je dag
als je een maand was
kon ik dertig maal meer van je houden |
Mijn Geboomde Vader
Ik zal je repareren vader
en de nachtegaal van de keizer verzoeken
de benen van je witte bed uit je
smalle leven te verwijderen
ik zal de voetsporen van het gezwel
uitwissen met de palm van
mijn eigen regen en handen
ik zal een ezel met een mes ontbieden om
met koppigheid naar de oorsprong te snijden
en wat meer is, vader
zolang er aarde is, zal ik voor je spitten |